Het Lodewijks kerkje in Veghel verloedert
In Veghel dreunde de oorlog na. Dat herinner ik mij het beste van de eerste maanden daar. “Je mag niet langs de verkeersweg lopen. Je mag niet ver van huis lopen. Overal kan munitie liggen”. Dat was in Kalenberg niet zo. We gingen wonen aan Hell’s Highway, tussen Son en Grave, die bepalend was voor het eindsucces van de mislukte operatie Market Garden, de luchtlanding van Britse militairen op de Veluwe bij Arnhem. Dat was andere koek dan de Kalenbergergracht.
Vandaag 6 oktober 2014 was ik op memory tour naar Veghel, waarheen mijn gezin uit Kalenberg in de Weerribben verhuisde in 1948. Ik was 9 en vriendinnetje Akkie gauw vergeten, onderweg naar nieuwe avonturen, pas veel later dook zij in andere vorm weer op. Sommige meisjes, vrouwen, herinner ik me nog in detail, soms hoe ze ruiken, zoals de Française Gaitt, maar lang niet allemaal. Van mij hoefden we niet te verhuizen uit het huis aan de gracht waar ik geboren ben. Mijn moeder wou, ik denk dat zij hogerop wilde, niet in Kalenberg wilde blijven hangen.
1953. Het zijn de weken voor Pasen. Met mijn moeder bus ik over de kapotgeschoten „Hell’s Highway‟ naar V&D in Eindhoven. De oorlog smeult overal na. Zij, 42, pront en bij de tijd, neemt haar jongens in de weken voor Pasen om de beurt mee naar het zeer trendy warenhuis voor het gewone volk, V&D, zodat haar gezin op Paasbest naar de kerk kan gaan. Ik met een nieuwe, kriebelige drollenvanger en een zeiljopper waar de ijzige voorjaarswind dwars doorheen sneed. Mama winkelde niet kerkelijk, wat toen heel progressief was. Er waren trouwens ook geen protestantse winkels in Veghel. En V&D, wie weet dat nog?
We waren met zijn vijven thuis. Mijn oudste broer, twee jongere broers en een zusje dat meer dan tien jaar jonger was dan ik en kleuter toen ik het huis verliet. Mijn ouders waren ambitieus, wilden dat hun kinderen het materieel beter kregen dan zijzelf. Zo is het ook gegaan, zo moeilijk was dat niet. Ik keek die eerste zomer in Veghel mijn kinderogen uit. Ik kwam in een nieuwe wereld terecht! Veghel leek een wereldstad met zijn 12.800 inwoners, terwijl er in mijn Kalenberg hooguit 300 mensen woonden.
Ik ben godvrezend opgevoed. “Mijn oog is op U”, (Psalm 32:8B) schreef mijn vader in de kleine, compacte zakbijbel die hij mij in juli 1952 uitreikte bij het verlaten van de Nederlands Hervormde School in Veghel. Ik dacht dat het zowel om zijn eigen als om Gods oog ging. Naast de doop was dat nog zo’n beschermende laag. Hij, God, lette wel op mij, dat hoefde ik niet per se zelf te doen. Eigenlijk zou ik graag willen dat God nog op mij let, maar Hij heeft dat niet gedaan. Of, hoewel, ja, misschien toch wel, de laatste jaren. Ik weet het niet.
Ons huis was te klein voor het grote gezin. In de krappe voorkamer stond het harmonium, de dressoir, vier groene fauteuils en een ronde tafel met een dikke glasplaat. Daarop lag een door mijn moeder eigenhandig in symmetrische vormen gehaakt kleedje. Mijn moeder kon fantastisch haken en borduren en zat dan vaak te piekeren. Veghel was Rooms, katholiek, een vreemd, verkeerd geloof van mensen die “anders” waren dan wij. Ongeveer net zoals nu mensen tegen moslims aankijken. Domme onzin natuurlijk. Ons drukke hectische gezin draaide om school, kerk, korfbalclub, kennis maken met de Rooms-katholieke omgeving. En buiten de school hadden mijn ouders hun eigen kleine, hervormde sociale omgeving, met een zangvereniging, tennisclub, avondlijke bijlessen om wat bij te verdienen, een altijd kritisch schoolbestuur. In die tijd groeiden mijn penis en balletjes, kreeg ik schaam- en okselhaar, groeide ik als kool en kwam ook, met horten en stotend het eerste sperma tevoorschijn, zij het niet vanzelf. Daar had je het niet over anders dan besmuikt of verheven.
Vandaag liep ik nog eens door de straten in het centrum die toen veel langer waren en breder dan nu. Ik vond het kerkje waar ik in het kerstspel Jozef mocht spelen: je bent niet voor niets zoon van het schoolhoofd. Lodewijk Napoleon – de broer van Napoleon Bonaparte – die in 1806 koning van Holland werd vond dat alle godsdiensten gelijk waren. Het was de tijd om vrijheid, gelijkheid en broederschap van de Franse revolutie in praktijk te brengen. De katholieken in Veghel en andere dorpen in de buurt hadden hun kerken, maar de kleine minderheid van protestanten in Veghel wilde ook een eigen kerk en kreeg die van Lodewijk.
Ouderlijk huis aan de Sluisweg in Veghel
Ik moet er even bij stilstaan in wat voor een bijzonder kerkje ik het geloof indronk. In 1798 is godsdienstvrijheid ingevoerd. De Protestantse kerk in Veghel, is gebouwd in 1811, nadat de protestantse gemeenschap van Veghel toestemming had gekregen om hun eigen kerk te bouwen. Je leest het goed: toestemming. In dat jaar bestond ook de Bataafse Republiek en werd gewerkt aan de invoering van de eerste Nederlandse Grondwet van 1814, die godsdienstvrijheid garandeerde en de gelijkstelling van protestanten en katholieken bevorderde. Dit opende de weg voor de bouw van kerken door verschillende religieuze gemeenschappen in Nederland. Daarom kregen zij geld van Lodewijk om hun eigen kerk te bouwen en zij kozen voor architect Pieter Huygens.
Veghel kreeg een heel intiem hervormd kerkje, verscholen achter hoge muren. Het is het oudste en een van de mooiste Rijksmonumenten van Veghel. In dit “Lodewijks Kerkje”, genoemd naar Koning Lodewijk Napoleon, die toestemming gaf voor de bouw, met een sober interieur, een witgewelfd plafond en een preekstoel uit 1822, hier is de basis gelegd voor mijn toekomst. Veel later, in 1857 is begonnen met de bouw van de katholieke Sint-Lambertuskerk. Dat was een uitdagend ontwerp van architect Pierre Cuypers die ook het Centraal Station en het Rijksmuseum op zijn naam heeft staan. De toren was maar liefst 83,5 meter hoog en te zien vanuit de heel verre omgeving. Zo, die stond! Zo spits reikend tot in de hemel. De katholieken hadden in de concurrentiestrijd om het geloof een veel imposantere kerk gebouwd.
Lodewijks kerkje in betere tijden
Daar stond ik dan vandaag te kijken naar mijn kindertijd. Het kerkje stond kaal geschoren p[ een smerig verlaten bouwterrein. De deftige muur en het hek eromheen waren gesloopt. Het kerkje is in 2021 verkocht aan Mark Jansen van A-Plan BV uit Eindhoven, vertelt ChatGPT. De gemeente had geld nodig om een vaste dominee aan te stellen die vanuit Uden aan het werk ging. Ik stond ontdaan, voor het hek, naar te kijken. Er was niets meer over van mijn in de kern zo liefdevolle herinnering dan een verlaten godvergeten bouwput.
Ik vervolgde mijn memory tour naar de ijsbaan van de vader van Diny van den Boer. In de winter, in schaatstijd en in hoogzomer, zwemtijd, ging ik om met Diny, een mooie, sportieve meid in mijn ogen. Dat mocht niet. Zij was katholiek. We deden het wel. Diny- Bernardine – geboren in augustus 1940, een leeuw, mijn favoriete sterrenbeeld. Maison van den Boer van haar ouders was een kleine banketbakkerij annex koffie- en theesalon, met achterom een bioscoop en dubbele tennisbaan die in de winter onder water werd gezet. Een ambitieuze, ondernemende familie. Mijn Kalenbergse schaatswinters betaalden zich uit. Diny draaide op haar aan de punt gekartelde, wit gelaarsde kunstschaatsen tussen de menigte door. Zij was toen al de Koningin van het ijs. Ik draaide om haar heen, zij om mij. Zij loodste mij telkens gratis langs de kassa, want zij wist dat ik als de beste schaatsen kon, zelfs op die achterlijke ronde, gereformeerde schaatsen van mijn moeder, schuitjes, die ik heimelijk uit de schuur gepikt had omdat ik op mijn eigen Friese doorlopertjes niet kon ijsdansen. Flirtend draaiden we om en om pirouettes op de schetterende Weense wals. Slap van onbestendig brandend verlangen sleepte ik mij na afloop, de schaatsen over mijn schouders, gehuld in de ruwe jopper, door de lege straten van het dorp naar huis. Op de maat van de kerstschlagers uit de microfoons die door het hele dorp hingen.
Ik moest nog even naar de basiliek. Wat maakte die kathedraal indruk op mij als hervormd jochie. In Veghel leerde ik het Rooms-katholicisme kennen in al zijn glorie. Hoe fascinerend waren de processies vanuit de Sint-Lambertus. Ik zag carnavalsoptochten, wilde per se naar de jaarlijkse kermis toe. Ik raakte diep van Veghel onder de indruk. Dat was een wereld waar ik van hield en hoe jammer was het dat ik een ander geloof had.
De Sint Lambertus Basiliek in Veghel
Er was één gebeurtenis in Veghel die qua betekenis alle andere ervaringen verre overtrof. Dat was de liefdevolle en betrouwbare zorg uit katholieke hoek bij mijn voorbereiding op het internaat waar ik heen zou gaan. De plaatselijke kapelaan gaf mij mijn eerste lessen Latijn als voorbereiding voor mijn studie tot predikant. Als ik toegelaten wilde worden tot het internaat moest ik Latijnse kernbegrippen leren kennen. Dat was een geweldige katholieke handreiking naar de eerste opkomende oecumene. Zijn naam was niemand minder dan kapelaan Johannes Bluyssen, de latere bisschop van Den Bosch. Hij gaf mij Latijnse les ter voorbereiding van mijn opleiding tot predikant. In zijn werkkamer aan het kerkplein. Het geloof waar ik zo tegenop zag omarmde mij. Bluyssen is voor mij een voorbeeld geworden. De eerste lessen Latijn die Bluyssen mij gaf in 1954 en 1955, dat was oecumene decennia voordat het een begrip werd.
Het is verdrietig om te vertellen, maar er is niets, niets van over. De hervormde en de katholieke kerken in Veghel zijn omgevallen. Het gebouw waar mijnheer kapelaan woonde, met daarachter het nonnenklooster, wordt grootschalig aangepakt en getransformeerd tot een appartementencomplex. Dat is nog het enige waarin vastgoedinvesteerders kunnen denken: appartementen, appartementen. In Meppel is het net zo. Appartementen voor de grijze golf die tot 2040 blijft groeien om dan misschien langzaam om te buigen.
De uitbaatster van het wijncafé in het centrum hing fleurige slingers in de bomen toen ik er voorbij wandelde. Waarom? “Omdat Carnaval eraan komt. “Gezellig maken hè”, lachte zij me toe. Ja, de kerk mag dan weg zijn, het Kussengat leeft. De Carnavalsvereniging Kuussegatters is er al helemaal klaar voor. In het Veghelse dialect, dat ik als kind foutloos sprak, verwijst “kuus” niet naar kus maar naar een varken, een dier dat vroeger veel werd gehouden in de regio. . Gat is dorp. Kussengatters zijn mensen uit het dorp van de varkens, een verwijzing is naar het agrarische verleden van Veghel. We kletsten wat over toen en nu. “Houdoe”, zeiden we ten afscheid: zorg goed voor jezelf.
Wilt u reageren? Log dan eerst in of maak een account aan.
Login vergeten? Reset wachtwoord.